….Of doet de duif het met zijn oren?


Duivenhouders kennen het allemaal: soms gaat het na een lossing helemaal verkeerd. De duiven komen niet goed weg en vertrekken tenslotte in verkeerde richtingen. Het wordt een onregelmatige vlucht die heel lang openstaat met veel verliezen. Soms onbegrijpelijk.

 

Jon Hagstrum, een Amerikaanse wetenschapper, las in een plaatselijke krant een verhaal over zo’n rampvlucht. Hij moest direct terugdenken aan een van zijn leermeesters die 40 jaar geleden met experimenten begon om de navigatie van postduiven te bestuderen. Die vertelde een verhaal over drie lossingsplaatsen in de buurt van Ithaca, New York, waarvandaan de duiven steevast de verkeerde kant op vlogen. Het betrof getrainde duiven uit hokken van de Cornell University, die vanuit andere plaatsen prima naar huis kwamen. De proeven aan die universiteit vonden plaats van 1968 tot 1987. Men vond geen enkele verklaring voor het feit dat de lossingen vanuit die bewuste drie kustplaatsen steeds rampzalig verliepen. Slechts één keer,op 13 augustus 1969, ging het wel goed. Ook daar vond men geen verklaring voor: het lag niet aan het magnetisch veld, niet aan de zon, niet aan het weer. Een raadsel dus. 

 

Infrageluid

Jon Hagstrum krijgt tientallen jaren later een idee. Hij is geen bioloog maar geoloog en heeft verstand van verschijnselen in de atmosfeer. Hij weet dat vogels geluidsgolven kunnen waarnemen die wij niet kunnen horen. Het gaat om zogenaamd infrasoon geluid of kortweg infrageluid. Wij kunnen nog geluiden horen van meer dan 20 à 30 herz. In het onderzoek van Hagstrum gaat het om infrasone trillingen van minder dan 1 herz.

 

Dergelijke geluidsgolven bewegen zich over het hele aardoppervlak. Ze worden veroorzaakt door allerlei verschijnselen in de natuur en in de oceaan: stormen, vulkanen, zeegolven, onderaardse bewegingen. Die trillingen bewegen zich in bepaalde patronen en kunnen wel duizenden kilometers ver komen. Door meting van infrasoon geluid kunnen we bijvoorbeeld aardbevingen of atoomproeven waarnemen over de hele aardbol.

 

Hagstrum wist al dat duiven gevoelig zijn voor infrageluid. In laboratoriumproeven was al vastgesteld dat duiven infrageluid van extreem lage frequenties kunnen waarnemen (tot 0,05 herz). Wedvluchten in Europa werden ernstig verstoord doordat grote vliegtuigen door de geluidsbarrière gingen, hetgeen de infrasone geluidsgolven onderbreekt. En hij wist ook al dat duiven beter presteren als ze over een vlak landschap vliegen zonder inversies, wat de gunstigste condities zijn voor het zuiver doorkomen van infrasoon geluid.

 

Jon Hagstrum, de Amerikaanse wetenschapper die aannemelijk maakte dat postduiven gebruik maken van infrasone geluidsgolven
Jon Hagstrum, de Amerikaanse wetenschapper die aannemelijk maakte dat postduiven gebruik maken van infrasone geluidsgolven

Analyses

Met deze kennis is Hagstrum aan de slag gegaan. Zijn veronderstelling is dat postduiven het patroon van de infrasone geluidsgolven rond hun hok kennen, ze beschikken over een soort akoestische kaart, en dat ze op afstand die geluidsgolven herkennen en zodoende weten in welke richting ze moeten vliegen.

 

Om dit idee te testen gebruikte Hagstrum een uitgebreid computerprogramma waarmee hij de patronen van infrageluid kon analyseren en vastleggen. Bovendien beschikte hij over een vloed aan lossingsggevens over een periode van 14 jaar: temperatuur, windrichting, windsnelheid, inversie, landschap, etc. Hij analyseerde de situatie bij 200 lossingsplaatsen rond Cornell University, waar in die periode 45.000 duiven waren gelost. Vervolgens vergeleek hij de geluidsbeelden en de vluchtomstandigheden met het verloop van de vlucht.

 

En wat bleek?

Door een combinatie van geologische en atmosferische omstandigheden konden die lage infrasone geluidsgolven die drie rampzalige lossingsplaatsen niet bereiken! Behalve op die ene dag, 13 augustus 1969, toen ging dat wel goed. Voor sommige lossingen kon hij reconstrueren dat het infrageluid zodanig was afgebogen dat het van een andere kant de lossingsplaats benaderde. In die gevallen vertrokken de duiven ook in die specifieke verkeerde richting!

 

Weergave van infrageluidsgolven (0,14 Herz)  die op 21 september 1972  bewogen van de hokken van Cornell University naar een lossingsplaats bij Weedsport, New York.
Weergave van infrageluidsgolven (0,14 Herz) die op 21 september 1972 bewogen van de hokken van Cornell University naar een lossingsplaats bij Weedsport, New York.

Mysterie opgelost?

Spectaculaire analyses. In januari 2013 publiceerde Hagstrum de resultaten van zijn onderzoek in The Journal of Experimental Biology. Diverse Amerikaanse en Engelse media besteedden er aandacht aan, onder koppen als: Het mysterie van de postduif eindelijk opgelost (Fox news). In Nederland is er één berichtje op het internet verschenen, maar de landelijke bladen die zich nog wel druk maakten over die ijzerdeeltjes in de snavel, hebben dit nieuws niet opgepikt.

 

Is het mysterie hiermee ook opgelost? Nee, natuurlijk niet.

 

In de eerste plaats moeten we bedenken dat nog maar om één onderzoek gaat. Het is goed wetenschappelijk gebruik dat een dergelijk onderzoek over en over wordt gedaan. Het ligt in dit geval voor de hand om lossingsplaatsen te zoeken waar het infrageluid van het thuis hok niet kan komen, om dan te zien of de duiven daar ook de verkeerde kant op vliegen.

 

En in de tweede plaats: ook al zou vast komen te staan dat postduiven gebruik maken van infrasone geluidsgolven, dan weten we nog helemaal niet hoe dat in hun koppie in zijn werk gaat. Vergelijkbaar met het aardmagnetisme: we weten dat duiven er gebruik van maken, maar hoe??

 

Toch is dit onderzoek van de Amerikaan Hagstrum erg belangrijk. Niemand had tot nu toe aan die lage infrageluidsgolven gedacht die in bepaalde patronen duizenden kilometers over de aardbol gaan. Hij is de eerste en levert direct een indrukwekkend onderzoek af. Weer een stukje in de magische legpuzzel! 

 

(Bron: Hagstrum,J.T., Atmospheric propagation modeling indicates homing pigeons use loft-specific infrasonic ‘map’cues. In: The Journal of Experimental Biology 216, 687, 2013)